Samenvatting: Voor 1906 had C&A een conventioneel goederen calculatie van 2:1 dat wil zeggen de verkoopprijs was twee keer zo hoog als in de inkoopprijs. Van elke gulden omzet, bleef 50 cent over om de winkelkosten te betalen, met andere woorden C&A had een brutomarge van 50%. Na 1906 schoot de netto winst omhoog, als gevolg van de keuze om "toch voordeliger" te zijn en een calculatie te hanteren van 4:3 oftwel slechts 25% marge. Hier is het verhaal van Bernard Joseph die bij C&A Amsterdam deze totale ommekeer van beleid met veel sukses invoerde.
"Een familiekroniek beginnen in 1906 terwijl het bedrijf in dat jaar met zijn 65 jaar de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, lijkt wellicht vreemd maar is dat zeker niet als je de geschiedenis van C&A beschrijft. In 1906 heeft een ingrijpende verandering plaats die tot op de dag van vandaag Het is visionair ondernemerschap wat er zich in 1906 afspeelt bij de firma C&A. Vandaar dat deze kroniek begint met 1906 en niet in 1841 (toen de broers Clemens & August begonnen).
"Een familiekroniek beginnen in 1906 terwijl het bedrijf in dat jaar met zijn 65 jaar de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, lijkt wellicht vreemd maar is dat zeker niet als je de geschiedenis van C&A beschrijft. In 1906 heeft een ingrijpende verandering plaats die tot op de dag van vandaag Het is visionair ondernemerschap wat er zich in 1906 afspeelt bij de firma C&A. Vandaar dat deze kroniek begint met 1906 en niet in 1841 (toen de broers Clemens & August begonnen).
Samenwerking
Zo’n veertig jaar na de opening van de
eerste winkel, rond 1900, concentreert de handel zich in de noordelijke
provincies met winkels in Sneek en Leeuwarden. Klanten zijn de gegoede boeren,
die ook dan nog aan huis worden bezocht, zij het steeds in mindere maten.
Verkocht worden mantels en stoffen van goede kwaliteit. Er wordt ook al wat
herenkleding verkocht. De firma streeft er in beginsel naar de winkelpanden in
eigendom te hebben. Eigen vermogen is op dat moment zeer schaars; het merendeel
wordt met een hypotheek gefinancierd. Om te kunnen uitbreiden moet daarom
uiterste zuinigheid worden betracht.
Tegen deze achtergrond besluiten de
firmanten (dan al zeven) in 1893 een nieuwe afzetmarkt aan te boren en een
vestiging in Amsterdam te openen. De families Voss en Lampe doen daar immers al
jarenlang succesvol zaken.
Onconventioneel
idee
In Amsterdam wordt in 1893 een pand
gehuurd aan de Nieuwendijk 193. Behalve de gebruikelijke stoffen en
manufacturen worden er ook damesmantels verkocht. Nieuw is tevens dat klanten
contant moeten afrekenen en dat zichtzendingen niet zijn toegestaan. Hiertoe
wordt besloten vanwege de gebruikelijke lange betalingsachterstanden in de
hoofdstad.
Drie jaar later, in 1896, wordt in
Amsterdam een tweede winkel geopend. Joseph, de inmiddels als firmant
toegetreden jongste zoon van Clemens, heeft een pand kunnen kopen aan de chique
Leidsestraat. Behalve stoffen worden ook dameskostuums en mantels van hoge
kwaliteit aangeboden. Mantels, bruidskleding en dameskostuums behoren in die
tijd kwalitatief tot de beste kleding. Speciaal om dit soort kleding te kunnen
verkopen, laat Joseph een hoofdnaaister uit Wenen komen: zij moet leiding geven
aan het atelier. Wegens aanpassingsproblemen is zij echter snel weer
vertrokken. Gelukkig kan haar opvolgster wel aarden en heeft de firma veel
succes met de in het atelier aan de Leidsestraat geproduceerde kleding, die
alleen betaalbaar is voor de kleine toplaag van de bevolking. Van confectie
voor de massa is nog geen sprake: de hele bedrijfstak concentreert zich op het
bovensegment van de kledingmarkt.
JOSEPH BERNARD |
Al bladerend in het belastingboekje van
Amsterdam – in die tijd geldt het als uitverkiezing om erin te staan –
realiseert Joseph zich ineens dat alle kledingzaken van Amsterdam, inclusief
C&A, zich op slechts 4% van de bevolking richten. Voor de overige 96% zijn
ze onbetaalbaar. Stel dat die 96% tot de doelgroep zou behoren, dan kan de
winstopslag flink omlaag. Dankzij het
veel grotere volume kom je immers, zelfs met een veel lagere marge (25% in plaats van 50%), op een hoger
bedrag uit onder de streep!
Ongekende groeimogelijkheden doemen op aan
Joseph’s horizon.
Dat deel van de bevolking, die 96%, kun
je alleen als klant aan je binden als je de prijzen aanpast aan het gemiddelde
werkloon van ‘Jan Modaal’, stelt Joseph vast. Dat ligt momenteel rond zes
gulden. En zo gebeurt het dat C&A mantels met een redelijke kwaliteit gaat
aanbieden voor niet meer dan zes gulden.
Het getuigt van ondernemerschap, van
inzicht en durf, wat de neven in 1906 besloten. Noodzakelijk was het geenzins.
De afgelopen jaren had C&A goed geboerd zowel in Friesland als in
Amsterdam. Volgens de chroniqueur Hermann Gerhard was 1898 zelfs het beste jaar
van de firma ooit. Sneek, Leeuwarden en Amsterdam (de Nieuwendijk) kennen elk
een omzet van circa 100.00 gulden per jaar; de Leidsestraat van 50.000 gulden.
Zeker in die statische maatschappij van toen zou het veel meer voor de hand
hebben gelegen om, net zoals de concurrentie, rustig op het gebaande pad door
te gaan in plaats van het avontuur van een enorme beleidsomslag aan te durven.
Wat misschien kan hebben meegespeeld bij
dit revolutionaire besluit, is dat de diamantindustrie in Amsterdam – een
belangrijk economische motor voor de stad – vanaf 1899 sterk wordt getroffen
door de ‘Boerenoorlog’ in Zuid-Afrika. Er zijn veel stakingen, ook in de
scheepsbouw, en de levensomstandigheden verslechteren. De meeste vrouwen
–dienstbodes- hullen zich noodgedwongen in doeken: ze hebben geen geld voor een
mantel en naaien hun kleding zelf. Laat staan dat de zogenaamde bodes –degenen die
boodschappen rondrijden voor de beter gesitueerden- voor hun vrouwen een mantel
zouden kunnen kopen.
De doorbraak
In Nederland wordt tot aan de Eerste
Wereldoorlog nauwelijks kleding geproduceerd; als men al kleding heeft maakt
dan gebeurt dit in kleine ateliers aan huis. Berlijn is in die tijd de
belangrijkste producent van kleding. Joseph vraagt zijn neef Clemens – die de
zaak aan de Nieuwendijk drijft- om met enkele vertrouwde fabrikanten in Berlijn
te gaan praten. Het kost Clemens heel wat moeite en zeer veel overredingskracht
om hen te overtuigen veel goedkopere stoffen te gaan gebruiken en de bijbehorende
fournituren aan te passen. Uiteindelijk – er lokt ook voor de fabrikanten een
grandioos vooruitzicht – krijgt Clemens zijn zin en de goedkope mantels komen
er. Deze fabrikanten dragen overigens alleen het stoffenrisico. De productie
van de mantels zelf ligt in handen van de zogenaamde ‘Zwischenmeister’,
loonconfectioneurs dus; een systeem dat verassend lijkt op het nu weer
gebruikelijke.
GEBRUIK
MAKEN VAN ELKAARS TALENTEN
Tijdgenoten
omschrijven Joseph als een in zichzelf gekeerde man die ongelofelijk helder
denkt, maar nauwelijks over communicatieve talenten beschikt. Hij erkent dit
ook waardoor de beleidsverandering van 1906 meer cachet krijgt als een
treffend voorbeeld van samenwerking tussen collega’s die gebruik durven maken
van elkaars verschillen in talenten. Het is sinds de oprichting één van de
pijlers van het succes van de firma.
|
Enkele weken vóór de opening van de op
nieuwe leest geschoeide winkel op de Nieuwendijk worden enkele proefseries
gemaakt van voornamelijk zwarte mantels. Net zoals later de zwarte T-Ford: verkrijgbaar in alle kleuren, zolang het maar
zwart is!
In grote advertenties maakt C&A haar
plannen bekend. Het wordt een doorslaand succes. Vanaf de eerste dag loopt het
storm. Gelukkig zijn de levertijden
kort, slechts enkele weken. Het loopt de eerste paar dagen dermate goed dat de
drukte het personeel boven het hoofd dreigt te groeien. Dit wordt Joseph te bar
en hij stuurt een telegram naar zijn neef Georg in Leeuwarden: ‘Stuur a.u.b. verkoopsters’. Het
antwoord laat aan duidelijkheid niets te wensen over: “Wie een zaak opent, moet het wel goed voor elkaar hebben”. Uiteindelijk komen er toch verkoopsters uit Leeuwarden
een tijdje in Amsterdam wonen om te helpen. Het laat zich gemakkelijk raden hoe
overdonderd ze zijn.
Wanneer het later lukt om tegen een
zacht prijsje overtollige voorraden mantels op te kopen, komt het nieuwe
initiatief in een stroomversnelling. Op zondagavond neemt Clemens de nachttrein
naar Berlijn, koopt gedurende de week partijen mantels en reist vrijdagavond
weer met de trein terug naar Amsterdam. Zaterdagochtend, vanouds de
belangrijkste verkoopdag, worden deze mantels dan onmiddellijk in de verkoop
gedaan. De concurrentie is verbijsterd en komt niet verder dan de smalende
opmerking dat C&A in meidenmantels
handelt. De reactie van Joseph is kenmerkend: “Laten zij maar de klanten bedienen die met de wagen voorkomen, wij
zullen wel de grote massa kleden die te voet of met de trein komt.”
Als laatste consequentie van deze unieke
stap sluit Joseph in 1906 de winkel aan de Leidsestraat. Hij blijft er wel
wonen, tot 1913. Het huis is groot en biedt kost en inwoning aan de jongelui in
opleiding. Zijn vrouw Olga kookt voor deze derde generatie en zorgt voor de
gezelligheid, waar Joseph zelf niet zo’n oog voor heeft.
In Leeuwarden, waar nog op de oude
vertrouwde manier zaken wordt gedaan, houdt Georg, wiens gezin in Mettingen
woont, een wakend oog op de jongelui. Dit doet hij samen met zijn rechterhand,
de legendarische heer Niehuser. Niet alleen de jongelui maar ook bijna het
voltallige personeel is in die tijd intern gehuisvest. Over hen heersen zowel
in de winkel als daarbuiten de damesdirectrices; ongetrouwde strenge dames
verantwoordelijk voor de verkoop en het personeel.
De herpositionering van de
C&A-formule in Amsterdam is het begin van het uitzonderlijk succes in de
toekomst. Vandaar dat deze geschiedenis van de eerste honderd jaar begint in
1906 in plaats van in 1841.
Bij deze totale ommekeer van beleid
worden de principes van Clemens en August en hun oudere
zonen niet verloochend. Deze principes van absolute integriteit en
betrouwbaarheid komen uitvoerig aan de orde in het volgende onderdeel waarin de
stichters, hun karakteristieken en hun drijfveren worden belicht.
No comments:
Post a Comment